Een wind van onzekerheid waait door de wereld van online gokken in Nederland. Spelers die vóór de legalisering van het online aanbod hebben ingezet — en verloren — willen hun verliezen terugkrijgen. Maar de uitkomst van deze vorderingen hangt nu af van een beslissing op het hoogste niveau van de Nederlandse rechtspraak.
Een golf van uitspraken in het voordeel van de spelers
Tussen 2023 en 2024 hebben verschillende Nederlandse rechtbanken opmerkelijke uitspraken gedaan. Rechters oordeelden dat de contracten tussen spelers en online casino’s zonder vergunning juridisch niet bestonden.
Zo kregen spelers aanzienlijke bedragen terugbetaald: in sommige gevallen enkele tienduizenden euro’s, in andere gevallen zelfs enkele honderdduizenden. Twee spelers zagen bijvoorbeeld hun recht op terugbetaling erkend nadat zij bijna €200.000 hadden verloren, omdat de betrokken casino’s geen geldige vergunning hadden.
Juridische erfenis: de positie van Piet Hein Donner
Dit debat is niet nieuw. Al in 2005 formuleerde de voormalige minister van Justitie, Piet Hein Donner, een duidelijk principe: contracten met online casino’s zonder vergunning moesten automatisch als nietig worden beschouwd. Volgens hem volstond het feit dat het contract werd aangeboden of afgesloten in strijd met de wet om het juridisch onbestaand te maken. Deze interpretatie steunde op de toen geldende wetgeving, zonder dat een nieuwe wet nodig was.
Met andere woorden: voor Donner kon een online gokovereenkomst zonder vergunning nooit rechtsgevolgen hebben. Dit principe, geformuleerd in een parlementair document (30 137, nr. 8) in 2005, legde een belangrijke basis voor het denken over de legaliteit van online gokcontracten.
De onduidelijkheid blijft bestaan
Toch is de rechtspraak niet uniform. In mei 2024 wees het hof van de regio Breda een terugbetalingsvordering van bijna €100.000 af, hoewel het betrokken casino zonder vergunning opereerde. De rechters meenden dat er sprake was van een feitelijke gedoogperiode: met andere woorden, hoewel de activiteit illegaal was, had de staat ze gedoogd. Volgens de advocaat van de spelers is deze beslissing verrassend, omdat ze afwijkt van de meerderheid van eerdere uitspraken.
Gezien deze verschillen hebben de rechtbanken van Amsterdam en Noord-Holland in juni 2024 prejudiciële vragen gesteld, waarbij zij de Hoge Raad vragen om de kernvraag te beantwoorden: is een online gokcontract zonder vergunning automatisch nietig?
Eind november 2025 bracht de advocaat-generaal bij de Hoge Raad, S.D. Lindenbergh, zijn advies uit: nee. Volgens hem volstaat het ontbreken van een vergunning niet om een contract automatisch nietig te maken. In zijn ogen was de wet gericht op het verbod voor de aanbieder, niet op de nietigheid van de contracten zelf. Volgens Lindenbergh kunnen verliezende spelers andere juridische wegen bewandelen (dwaling, onrechtmatige daad, enz.), maar mogen deze contracten niet massaal als onbestaand worden beschouwd.
Toch is dit advies, hoe invloedrijk ook, niet bindend. De uiteindelijke beslissing ligt bij de Hoge Raad. Zolang die uitspraak uitblijft, blijven honderden — zo niet duizenden — vorderingen in de wacht staan.
Als de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal volgt, zouden casino’s zonder vergunning mogelijk ontsnappen aan collectieve aansprakelijkheid, en zouden duizenden gedupeerde spelers hun hoop zien vervagen. Voor de casino’s zou dit een grote opluchting zijn; voor de spelers een desillusie. Omgekeerd, als de Hoge Raad oordeelt dat het ontbreken van een vergunning de contracten nietig maakt, kan de schade van de spelers massaal worden vergoed. Dan zouden enorme bedragen opnieuw opduiken.
In afwachting van een cruciale uitspraak
In 2025 komt eindelijk het langverwachte keerpunt in het dossier van illegale online gokcontracten. Het advies van de advocaat-generaal biedt nog geen definitieve oplossing. Maar het benadrukt de morele, financiële en juridische inzet van een sector die lang aan de rand van de regulering heeft gestaan.
Voor de honderdduizenden spelers die vóór de legalisering grote bedragen verloren, blijft de hoop bestaan. Maar alleen de beslissing van de Hoge Raad kan de onzekerheid wegnemen, de verantwoordelijkheid van de aanbieders bepalen en mogelijk een vorm van compensatie bieden — of op zijn minst een morele genoegdoening.