Frohn choqueert door niet-vergunde gokaanbieders te verdedigen. Wat zei hij precies?
De recente uitspraken van Martin Frohn, een hoge ambtenaar van de Europese Commissie, veroorzaken verontwaardiging in de gokwereld. Door gokexploitanten zonder Duitse vergunning, maar gevestigd in andere EU-landen, te verdedigen, opent hij een explosief debat over de legaliteit van grensoverschrijdende aanbiedingen en de neutraliteit van Europese instellingen.
Martin Frohn, afdelingshoofd bij de Europese Commissie en een ervaren ambtenaar met meer dan 25 jaar dienst, staat centraal in een hevige controverse. Zijn recente LinkedIn-uitlatingen, waarin hij gokexploitanten verdedigt die in andere EU-lidstaten zijn gevestigd maar actief zijn op de Duitse markt zonder lokale vergunning, roepen fundamentele vragen op over de legaliteit en regulering van de Europese gokmarkt.
Zijn uitspraken komen er op een gespannen moment: Duitsland eist massale terugbetalingen van niet-vergunde aanbieders, terwijl de Europese Commissie net een inbreukprocedure is gestart tegen Malta, onder meer vanwege de controversiële wetgeving bekend als “Bill 55”.
Een opvallende verdediging tegenover nationaal recht
In zijn publicaties relativeert Frohn de kwalificatie van “illegaal” voor kansspelen die in Duitsland worden aangeboden door aanbieders met een vergunning in een andere EU-lidstaat. Hij stelt:
“Het zou ook interessant kunnen zijn om te kijken naar de uit te voeren vonnissen en na te denken over hoe die passen binnen de interne EU-markt: nietigheid van contracten tussen online gokaanbieders die erkend zijn in een EU-lidstaat.”
Daarmee suggereert hij dat de onwettigheid van een aanbod in Duitsland niet per se voortkomt uit een zware overtreding, maar louter uit het niet naleven van lokale formaliteiten, ondanks een geldige vergunning elders in de Unie.
Zijn standpunt wordt fel bekritiseerd door juristen en consumentenbeschermers, die eraan herinneren dat het Europees recht lidstaten toelaat hun gokmarkt afzonderlijk te reguleren, zoals herhaaldelijk bevestigd door het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU).
Kritiek op juridische procedures
Frohn stelt ook de geldigheid in vraag van rechtszaken die door Duitse spelers worden aangespannen om verloren gelden terug te eisen van niet-vergunde aanbieders. Hij merkt ironisch op:
“Een goed verdienmodel voor spelers: als ik win, is het prima; als ik verlies, is het illegaal en krijg ik mijn geld terug.”
Met andere woorden, volgens hem maken spelers gebruik van een systeem met twee maten en twee gewichten. Een mening die haaks staat op de juridische argumenten van gespecialiseerde advocaten zoals dr. Patrick Redell. Die stelt dat dergelijke vorderingen niet opportunistisch zijn, maar een logisch gevolg van de schending van het Duitse recht door de aanbieders.
Een positie die indruist tegen het standpunt van de Commissie?
Een van de meest verontrustende aspecten van deze zaak is dat Frohns uitspraken lijnrecht tegenover het officiële standpunt van de Europese Commissie staan. Terwijl Brussel actie onderneemt tegen Malta omdat het zijn gokaanbieders onvoldoende controleert, neemt Frohn in feite hun verdediging op zich.
Sommige waarnemers spreken van institutionele dissonantie. Hoe kan een hoge functionaris publiekelijk een standpunt innemen dat zo sterk afwijkt van dat van zijn werkgever, zonder de neutraliteit van zijn functie in twijfel te trekken?
Verontrustende nabijheid van Maltese belangen?
Meer nog: de argumenten die Frohn naar voren brengt, lijken sterk op die van Maltese online gokaanbieders. Dat betekent niet per se dat hij partijdig is, maar het roept wel een legitieme vraag op: mag een EU-functionaris een discours hanteren dat zo nauw aansluit bij de belangen van een economische sector, met het risico het publieke vertrouwen in de Europese regulering te ondermijnen?
Die waargenomen nabijheid tussen zijn uitspraken en de vaak gebruikte verdedigingsargumenten van offshore-aanbieders zou het vertrouwen in de Europese instellingen bij de aanpak van niet-conforme gokaanbiedingen kunnen schaden.